Posts tonen met het label Financieel. Alle posts tonen
Posts tonen met het label Financieel. Alle posts tonen

woensdag 16 april 2014

VEAM neemt Leoparts in Almelo over.






De grossiersgroep Veam, binnenkort onderdeel van LKQ-Sator, neemt automaterialengrossier en AD-partner Leoparts uit Almelo over.

De gesprekken tussen Gerrit Veenstra van Veam, Marcel Slomp en Angelique Kunst van Leoparts, waren al een aantal maanden onderweg toen LKQ-Sator zich bij Veam melde. Gerrit Veenstra: “Dat was gelukkig geen drempel in de onderhandelingen, eerder een bevestiging van onze visie over de noodzakelijkheid van schaalvergroting in de onderdelendistributie. Het management van Veam en Leoparts ligt geheel op dezelfde lijn in de opvatting dat krachtenbundeling belangrijk is om de continuïteit voor de ondernemingen op lange termijn en de concurrentiepositie van hun klanten, de auto- en garagebedrijven, te kunnen blijven garanderen. Het nationale speelveld wordt steeds competitiever en het is voor zowel Leoparts als Veam duidelijk dat schaalgrootte nodig is om te kunnen profiteren van schaalvoordelen.”

Leoparts brengt naast dertien medewerkers een rendabele omzet van ruim drie miljoen euro mee. Alle medewerkers gaan mee over. Veenstra: “Het is weer een strategische overname die naadloos past in ons groeiplan. Leoparts is actief in een regio waar nog voldoende groeiperspectief aanwezig is en aansluit op ons bewerkingsgebied. Wat ik heel belangrijk vind, is dat de cultuur en de moraal van Leoparts hetzelfde zijn als bij Veam. Kortom, een veel belovende acquisitie waar we blij mee zijn.”

After Sales Magazine, 16 april 2014

maandag 14 april 2014

Het waarom van de overname van VEAM door Sator-LKQ door Adriaan Roggeveen





Geplaatst op: 14 april 2014 12:47, door: Jos Veldhuisen Hoofdredacteur After Sales Magazine


De overname van de automaterialengrossiers Cartal-Rijsbergen, Heuts, Slager, Veam en Primaparts afgelopen vrijdag is vooral getriggerd door de concentraties die zich in de markt aftekenen. "Iedereen kan waarnemen dat er een consolidatieslag gaande is, die zal uitmonden in minder, maar vooral grotere partijen", zegt Adriaan Roggeveen als ceo van LKQ-Sator in een exclusief gesprek met Aftersales Magazine.

“Wie de vakbladen van het afgelopen jaar heeft gevolgd, ziet een golf van overnames en concentraties. Daar kunnen wij als belangrijke marktpartij de ogen niet voor sluiten. Daarom hebben wij, gestimuleerd door onze moedermaatschappij, gekozen voor voorwaartse integratie. Dat was nodig om de duurzaamheid van ons businessmodel te waarborgen”, aldus Roggeveen.

De nu overgenomen grossiersgroepen tellen in totaal 52 vestigingen (850 medewerkers) en realiseren een omzet van ruim 180 miljoen euro. Zij nemen daarmee een groot deel van de omzet van Van Hecks Business Partner Netwerk voor hun rekening. In ons land zal vooral Adriaan Roggeveen als representant van LKQ Europe tekst en uitleg moeten gaan geven. En dat doet hij alvast met een interview in Aftersales Magazine.

De eerste vraag is de bekende open deur; waarom?

“Binnen de LKQ filosofie zien we graag korte lijnen tussen de klant en de producten en diensten die wij leveren. Grote afnemers leveren een kwetsbaar businessmodel op. De onderlinge afhankelijkheid is, voor zowel de grossier als voor Sator groot. Dat vindt onze Amerikaanse aandeelhouder nou niet bepaald sustainable. Het risico dat een belangrijke partner om welke reden dan ook onverwacht in andere handen komt, wordt dan onaanvaardbaar groot. Daarnaast is het zo dat we in de sterk concurrentiegevoelige aftermarket snel willen kunnen schakelen. En hoe korter de communicatieketen des te makkelijker dat is. Omgekeerd zagen de grossiers ook de onontkoombaarheid van consolidatie in dit marktsegment. Dat realisme leefde zeker bij de vijf die we nu overnemen. Natuurlijk denkt elke ondernemer na over andere scenario’s voor de toekomst. Dat geldt zeker voor professionele bedrijven als deze vijf. Maar ze zien in dat de concentratie die nu in LKQ verband ontstaat, de meeste kansen biedt. De uitvoering van een eigen plan B zou tot grotere risico’s en onzekerheid leiden.”

Jullie zien dus meer in een two-step businessmodel?

“Nee, bepaald niet. Het verschil tussen two-step en three-step is nogal theoretisch. Wat mij betreft is dat een verouderde discussie uit de vorige eeuw. Fysiek is er niet eens een alternatief voor three-step. De handling van de goederenstroom vereist altijd drie stappen. Een drie-stappen model kan net zo concurrerend zijn, als je het maar goed organiseert en doublures in kosten weet te voorkomen. Dat heeft Van Heck met haar Business Partner Netwerk al meer dan een halve eeuw bewezen. Wij denken dat juist een hybride model, dus een twee- en drie-stappenmodel naast elkaar, mogelijk is. Het wordt ook regionaal bepaald. In de dealerwereld bestaat dat al jaren. Pon en Louwman hebben directe controle over een belangrijk deel van hun netwerken. Ik zie niet in waarom dat in onze sector niet zou kunnen.”

Een jaar geleden werd de strategie van nu nog ontkend?

“Klopt, toen keken we er ook nog anders tegen aan. De veranderingen en schaalvergroting in Europa gaan echter razendsnel. Om ons heen worden de krachten gebundeld. In de Benelux en Engeland lijkt LKQ wel groot, maar in Duitsland, Frankrijk, Groot-Brittannië, Polen en Scandinavië zijn er inmiddels nog veel grotere grossiersgroepen actief. Het is te verwachten dat de relatief kleine Nederlandse aftermarket uiteindelijk ook het doelwit wordt van grossiersgroepen uit bijvoorbeeld Duitsland, Frankrijk of Zweden. Die partijen willen we, wat betreft de acquisitiemogelijkheden, nu een stap voor zijn. Niet de sterkste, maar degene die zich het beste aanpast aan veranderende omstandigheden, zal overleven. Was het niet Darwin die dat beweerde?”

Wat levert dit het auto- en garagebedrijf eigenlijk op?

“De reparatie- en onderhoudsmarkt wordt structureel kleiner. Een veranderend autogebruik en een hogere kwaliteit zorgen voor een continue druk op de aftersalesactiviteiten. Omdat er relatief veel werkplaatsen zijn, wordt de concurrentie heviger en gaat als gevolg daarvan de prijsdruk omhoog. Een gevolg van de economische wet van vraag en aanbod. Tegelijkertijd moet je investeren in een hogere servicegraad, de onderdelenbeschikbaarheid, trainingen, online activiteiten en marketing. En als straks de telematicaconcepten zich aandienen ben je als grote partij eerder in staat om de consument het gewenste verhoogde serviceniveau te bieden. Dat geldt overigens voor zowel garagebedrijven als grossiers. Door de keten grotendeels in één hand te houden kan hier synergievoordeel worden gerealiseerd. En dat komt ten goede aan het auto- en garagebedrijf. We maken daarmee het garagebedrijf sterker in de strijd om de werkplaatsklant.”

De 52 grossiersvestigingen dekken niet de totale markt. Betekent dat meer overnames?

“Jazeker. We hebben nog zeker een twintig vestigingen nodig om een landelijk dekkend netwerk te completeren. Wie de landkaart met onze geografische spreiding bekijkt zou gemakkelijk conclusies kunnen trekken, maar een goede relatie met een regionale speler hoeft niet per se te betekenen dat we daar met een eigen vestiging vertegenwoordigd willen zijn. Overigens is er de laatste tijd sprake van een permanente stroom van bedrijven die zich aanbieden voor overname. Er zitten dus ook al een paar potentiële overnames in de pijplijn. Vroeger brachten wij die steeds onder bij anderen uit ons Business Partner Netwerk, maar daarmee neemt onze kwetsbaarheid toe”.

Waarom deze vijf grossiersgroepen?

“Om te beginnen zijn het allemaal bedrijven van naam en faam. Bedrijven die binnen de cultuur passen die we in de afgelopen jaren samen ontwikkeld hebben. Met deze automaterialengrossiers zijn we nu rond. Daar gaat nu het Due Diligence onderzoek (boekenonderzoek, red.) van start. Als beursgenoteerde onderneming met een Amerikaanse moeder, moeten we de financiële en juridische aspecten van de overname loepzuiver in beeld hebben. Er lopen daarnaast gesprekken met een paar andere partijen. Maar door te wachten komt er wellicht een geruchtenstroom op gang over de ondernemingen waar we rond mee zijn, en dat willen we vóór zijn.”

“Overigens blijven Heuts, Slager, Cartal- Rijsbergen, Primaparts en Veam op de gebruikelijke manier de markt bewerken. Gewoon met hun eigen identiteit en naam. Natuurlijk zullen ze gezamenlijk gaan zoeken naar synergie en gebruik maken van de best practises binnen de groep. Maar vertrouwde namen en beeldmerken zullen gewoon blijven. Het management van deze bedrijven heeft zich gecommitteerd om op hun post te blijven en samen te bouwen aan de uitdagingen die markt brengt.”

Kunnen jullie iets zeggen over de overnameprijs?

“Daar doen we geen mededelingen over. Dat is ook afgesproken met de verkopers. Wie daar nieuwsgierig naar is, adviseer ik de jaarcijfers van LKQ over 2014 te analyseren. De transparantie voor beursgenoteerde ondernemingen in de VS is immers enorm.”

Wat wordt de positie van de andere grossiers uit jullie diverse netwerken?

“Die blijft hetzelfde. Nu al opereren we via verschillende netwerken. Het gaat er ons voornamelijk om, samen met hen, concurrerend te zijn ten opzichte van andere marktpartijen. Dat geldt ook voor hun klanten, de auto- en garagebedrijven. We willen iedere schakel in de keten, richting werkplaatsklant, versterken.”

Welke reactie verwachten jullie van de concurrentie?

“Wat wij doen is eigenlijk een reactie op wat potentiële concurrenten in het buitenland aan het doen zijn. In Nederland denk ik dat de schaalvergroting nu een stimulans krijgt en dus verder door zal zetten. Ik denk dat wat wij nu doen, iets is waar anderen aan denken of al mee bezig zijn. De geluiden die ik opvang over concentraties bij Brezan en AD wijzen ook in die richting. Overigens volkomen begrijpelijk en waarschijnlijk onvermijdelijk. Dat wij nu als eerste de grote stap zetten past binnen onze bedrijfscultuur. Daar was door de jaren heen het credo : zorg dat het gebeurt en vermijd dat het je overkomt. Voorop lopen bij ontwikkelingen zit in onze genen.”

Welke rol blijft er over voor het resterende deel van het Business Partner Netwerk?

“Dat ligt deels aan de grossiers zelf. Zij kunnen met onze support uiteraard hun regionale slagkracht behouden en versterken. Anderzijds is het een optie dat zij of een deel van hen, zich bij ons eigen netwerk aansluiten. Voorop staat dat we met z’n allen – garagebedrijf en grossier – een sterke positie ten opzichte van de concurrentie gaan innemen. Nogmaals, de markt groeit niet meer, dus zal de druk toenemen. Daar kan je op wachten of proactief op inspelen.”

Zijn er gevolgen voor de werkplaatsconcepten waarmee Sator en de Vrooam afspraken hebben?

“Ons doel is om de auto- en garagebedrijven die klant van ons netwerk zijn, te versterken. Dat geldt ook voor de ondernemers binnen de diverse werkplaatsconcepten die we ondersteunen. Tenslotte hebben wij er alle belang bij dat onze klanten groeien door een betere marktpositie.”

Gaan jullie nu ook garages overnemen, bijvoorbeeld een ketenconcept?

“Een leuke gedachte, maar dat lijkt me echt een brug te ver. Het gaat ook te ver om ons van zelfmoordneigingen te verdenken. Stel die vraag in 2030 nog maar eens aan mijn opvolgers.”

Komt er voor de overgenomen grossiers een uniforme naamgeving?

“Nee zeker niet. Het zijn zonder uitzondering klinkende namen met een grote waarde. Het zou dom zijn om het jarenlang opgebouwde imago opzij te zetten. Overigens is dat ook de algemeen heersende opvatting binnen LKQ. Van de 180 overnames die zij sinds 1998 realiseerden, operen de meeste bedrijven nog gewoon onder hun vertrouwde naam.”

Hoe lang heeft het overnameproces geduurd?

“Relatief kort, want iedereen die de aftermarket volgt, weet dat je gezien de internationale concurrentie die aanstaande is, niet te lang om de hete brij moet blijven draaien. Bovendien zagen we in sommige landen de overnametrend in een stroomversnelling komen. Zowel voor de overgenomen grossiers als voor LKQ was het zaak de regie over de eigen toekomst in de hand te houden en snel tot zaken te komen.”

Zal LKQ ook in België of Frankrijk deze overnamestrategie gaan volgen?

“Dat kan, maar je kunt niet in alle landen dezelfde manier van werken of distributiemethodiek hanteren. Ik sluit overnames niet uit, maar het is geen must. Ook in andere landen zijn overnames mogelijk. Bij LKQ staat de radar altijd aan.”

zondag 13 april 2014

The morning after..... door Jos Veldhuizen







Door Jos Veldhuisen hoofdredacteur After Sales Magazine.
De week eindigde met een donderslag bij heldere hemel. Na een te warme winter nu een stormachtig begin van de zakelijke lente. Vijf grote grossiers worden overgenomen door de Amerikaanse overnamestrategen van LKQ.

Deze overname van de vijf grote grossiers uit het Vroaam-netwerk door LKQ-Sator was gisterenmiddag natuurlijk de grote nieuwsbom in de autobranche, specifiek de aftermarket. De keuze voor een voorwaartse integratie is natuurlijk niet nieuw, Brezan werkt al zo. Toch zet de overname van Heuts, Slager, Cartal-Rijsbergen, Veam en Primaparts de branche als geheel op scherp. Want een kortere keten betekent ook sneller schakelen naar auto- en garagebedrijven. Samen beschikken de vijf automaterialengrossiers over een netwerk van 52 vestigingen met 850 medewerkers en een actuele jaaromzet van ruim 180 miljoen euro. De omzet van Sator Holding komt daarmee uit op ruim 500 miljoen euro. En de overnames gaan door, want Adriaan Roggeveen stelde gisteren dat op korte termijn een netwerk van 70-75 vestigingen het doel is.

De overname is ongetwijfeld gestimuleerd door concentraties die zich in de markt aftekenen. Zowel nationaal als internationaal is er een consolidatieslag gaande of in voorbereiding. Dat zal ongetwijfeld uitmonden in minder, maar vooral grotere partijen. Met de overname kiest Sator (moedermaatschappij van o.a. Van Heck, Havam, Kühne en Harrems) voor een hybride businessmodel, want naast het eigen two-step netwerk blijft een breed net van zelfstandige groothandelsbedrijven beleverd worden (three-step distribution). Belangrijk is de boodschap dat door de keten grotendeels in één hand te houden, er synergievoordeel (lees dit ongetwijfeld ook als prijsvoordeel) wordt gerealiseerd. Wat ten goede komt aan het auto- en garagebedrijf.

"We maken het garagebedrijf sterker in de strijd om de werkplaatsklant", stelt Roggeveen. Kortom, op veel kantoren zal de komende week de strategie worden geëvolueerd.



donderdag 20 februari 2014

MINERVA autobanden NIEUW in ons assortiment.



VEAM start met Minerva banden.


Minerva is al meer dan 20 jaar een bekend budget merk in Europa. Sinds de introductie in 1992 heeft het merk een sterke reputatie en rijke historie opgebouwd.

In 2007 besliste de importeur om Minerva meer slagkracht te geven, en zo een betere continuïteit en ontwikkeling te garanderen. Sindsdien werkt zij samen met 2 producenten, één in Azië en één in Europa. Daardoor konden zij het maten pakket sterk uitbreiden (zie overzicht), zowel in zomer als in winterbanden. Bovendien garandeert Minerva dat het programma optimaal wordt ontwikkelt voor de Europese markten, waarbij zij enkel tevreden zijn met het hoogste niveau qua kwaliteit en assortiment.

Met meer dan 1 miljoen verkochte banden per jaar, is Minerva in Europa uitgegroeid tot hét budget merk bij uitstek.

Koopt u een Minerva band dan koopt u kwaliteit tegen een budget prijs!

In onze webshop op www.veam.nl vindt u de prijzen, maatvoeringen en voorraden.

Feiten over Minerva:

  • Zeer sterke ontwikkeling van het maten pakket (zie onderstaande tabel); 
  • Private label sinds 1992 (Bewijs van lange termijn ontwikkeling); 
  • Stabiliteit bij hoge snelheden en lage rolweerstand; 
  • Goede handling in droge en natte omstandigheden; 
  • Enorme en constante beschikbaarheid; 
  • De beste prijs kwaliteit verhouding; 
  • Gemakkelijk te verkopen en een gezonde marge te behalen; 





Beschikbare profielen:














maandag 27 januari 2014

Dezentjé: "Blijf uit comfortzone nu economie aantrekt"

"Nu er weer wat groei in de economie zit, is het aanlokkelijk rustiger aan te doen met bezuinigen en hervormen. Maar pas op voor achterover leunen."

"Aan het begin van het nieuwe jaar kijken we achterom en spreken de onzekere verwachting uit dat het nieuwe jaar voorspoed brengt. Niet raar dus dat de vele mediaberichten de afgelopen weken gaan over hoop op economisch herstel. Maar we moeten ons niet in slaap laten sussen. We zijn in een nieuwe economische realiteit beland, waarin innoveren en hervormen meer dan ooit nodig is.

Bedrijven durven weer te investeren, steeds meer burgers halen de hand van de knip en het vertrouwen van ondernemers en gezinnen in de economie groeit met de dag. De AEX breekt door de 400 puntengrens. In het verleden was herstel op de beurs vaak een voorbode voor herstel van de reële economie. Het Sociaal en Cultureel Planbureau vatte de stand van het land kernachtig samen: Nederlanders zijn minder somber over de economische toekomst.

Na jaren economische malaise, hervormingen en miljardenbezuinigingen snakken we naar positieve berichten over onze economie. Het is tijd om hoopvol vooruit te kijken en dit lijkt niet ongegrond. Ook bij mijn achterban, de technologische industrie, geven diverse indicatoren aan dat herstel in het verschiet ligt. Uit de FME-conjunctuurenquête blijkt dat ondernemers in de technologische industrie verwachten dat er medio 2014 weer sprake is van economische groei. De recente NEVI-inkoopmanagersindex lijkt dit te ondersteunen: de Nederlandse industrie maakte in december de meest forse groei door sinds april 2011.

Ik kijk vol vertrouwen naar de toekomst. Maar ik negeer waarschuwende signalen niet. Het Centre for Economics and Business Research voorspelt dat onze economie van de achttiende plek wereldwijd nu, afglijdt naar plaats 30 in 2028. Het is toekomstkijken, maar een belangrijk signaal. De Wetenschappelijke Raad voor het Regeringsbeleid (WRR) stelde in een lijvig rapport over de verdienkracht van de economie ook al dat het voor Nederland ‘tijd is om uit de comfortzone te stappen’.

De WRR heeft gelijk: we zijn in een nieuwe economische realiteit beland en daar moeten we niet te makkelijk over denken. Het groeivermogen wordt steeds meer bepaald door innovatiekracht, de tucht van internationale markten en het vermogen van bedrijven om daar snel en flexibel op in te spelen.

We kunnen het ons niet veroorloven om stil te staan en toe te kijken hoe de wereld om ons heen verandert. Maar ik vrees dat we, met zicht op economisch herstel en moe van bezuinigingen en hervormingen, achterover gaan leunen en in slaap sukkelen. Met de gemeenteraadsverkiezingen in aantocht is het gevaar groot dat politici het beginnende herstel aangrijpen om noodzakelijke hervormingen te verzachten of zelfs uit te stellen. Het herstel is broos en echt niet in elke sector of elk bedrijf gaat het goed. Belangrijker nog: er wachten grote structurele opgaven om het ook in de toekomst te redden als land.

Doorpakken met hervormen is geen vraag, het is een noodzaak. Ik denk dan bijvoorbeeld aan heuse stappen maken met innovatiegericht inkopen door de overheid. De overheid kan veel meer dan nu haar rol als eerste gebruiker van nieuwe producten en technieken pakken. Deze machtige inkoper neemt een grote diversiteit aan producten af: van straatverlichting tot veiligheid via ICT-systemen en van nieuwe gebouwen tot voertuigen. Je hoeft niet traditioneel in te kopen, je kunt ook een deel van de middelen inzetten voor wat risicovoller investeringen. Dat vraagt om lef en visie, maar juist dát is een belangrijke stimulans voor innovatie.

Ook is het zaak dat er een moderniseringsslag wordt gemaakt bij de totstandkoming van collectieve arbeidsvoorwaarden. Voor het draagvlak van dit soort afspraken is het noodzakelijk dat alle werknemers, ook de jongeren, zich optimaal vertegenwoordigd voelen. Daar moeten we ons hard voor maken. Daarnaast moet, om snel en flexibel te kunnen inspelen op de nieuwe economische realiteit, optimaal ruimte worden geboden aan maatwerk voor bedrijven en werknemers.

En om in de eredivisie van de export te blijven meespelen, moet echt werk worden gemaakt van een gelijk speelveld op exportfinancieringsgebied. Nederlandse kapitaalgoederenexporteurs verliezen structureel concurrentiekracht zolang andere landen hun bedrijven aantrekkelijker financieringscondities aanbieden.

Om te zorgen dat we een speler van formaat op de wereldmarkt blijven, moeten we blijven hervormen en volop ruimte blijven geven aan innovatie."


Dit opinieartikel van FME-voorzitter Ineke Dezentjé Hamming-Bluemink is gepubliceerd in de Nederlandse regionale dagbladen.

donderdag 5 december 2013

Inrichting nieuwe locatie Raalte perfect op schema.






De inrichting van het project Raalte ligt perfect op schema. Het stellingenplan is indrukwekkend te noemen.

Volgende week wordt gestart met de verhuizing van Deventer. Per 1 januari of eerder is het team van Deventer actief in Raalte.


donderdag 26 september 2013

Autobedrijf Jaap de Vries uit Gorredijk koopt shirt van SC Heerenveen op veiling Casino Royale, de opbrengst gaat naar het Prinses Maxima Centrum voor kinderoncologie.



Tijdens het Casino Royale op 17 september in Drachten is een shirt van SC Heerenveen geveild voor een goed doel. Het shirt heeft maar liefst €270,00 opgebracht. Het shirt is gekocht door Autobedrijf en Opel specialist Jaap de Vries uit Gorredijk.

De opbrengst wordt door VEAM verdubbeld en in overleg met de heer de Vries doneren wij €540.00 aan het het Prinses Maxima Centrum

Wij bedanken de heer Jaap de Vries voor de geweldige bijdrage.

Team VEAM.



Over het Prinses Máxima Centrum voor Kinderoncologie:


http://www.prinsesmaximacentrum.nl/home

Kanker bij kinderen is gelukkig een zeldzame aandoening. Toch is het nog steeds de meest voorkomende doodsoorzaak onder kinderen. Om de twee dagen sterft in Nederland een kind aan kanker. En hoewel 75 procent van de kinderen de ziekte overleeft, is dit percentage de afgelopen tien jaar nauwelijks gestegen.

Dit overlevingspercentage kan omhoog door zorg en onderzoek op één locatie samen te brengen. Kinderoncologen en ouders van kinderen met kanker hebben het initiatief genomen tot de oprichting van een toonaangevend centrum: het Prinses Máxima Centrum voor Kinderoncologie, dat binnen drie jaar in Utrecht de deuren opent naast en in samenwerking met het UMC Utrecht, het Wilhelmina Kinderziekenhuis en NKI-AVL (Antoni van Leeuwenhoek). Een centrum waar specialisten gezamenlijk de best mogelijke zorg bieden, dat (inter)nationale toponderzoekers aantrekt en dat gerichte opleidingen op hoog niveau aanbiedt. De minder complexe delen van de zorg vinden, onder regie van het Prinses Máxima Centrum, plaats in meebehandelende ziekenhuizen (shared care centra) verspreid over het land.

Alleen met één nationaal kinderoncologisch centrum waarin gespecialiseerde zorg, onderzoek, onderwijs en opleiding op het allerhoogste niveau samen worden gebracht, kunnen we onze ambitie waarmaken om in de toekomst 95 procent van alle kinderen met kanker te genezen. Met de hoogst mogelijke kwaliteit van leven tijdens en na de behandeling.

Het Prinses Máxima Centrum: vóór kinderen tégen kanker

dinsdag 25 juni 2013

Voeg "MAX VEAM" toe aan uw kringen op Google+ en u blijft in een oogopslag op de hoogte van het belangrijkste nieuws op o.a. automotive en industrieel gebied.






Op MAX VEAM vindt u dagelijks de belangrijkste nieuwsberichten verzameld van de verschillende Vakmedia zoals Autokompas, Auto en Motortechniek, Aftersales Management, Automobielmanagement, Vraag en Aanbod, FME-CWM en Bandenportaal.

Dit scheelt kostbare tijd en energie, spreekt het artikel aan dan leest u het originele bericht op de officiële site.


U hoeft alleen maar MAX VEAM toe te voegen aan uw Google+ kringen.

De Nederlandse industrie kan in principe elk product winstgevend maken. Ook met werknemers die honderd keer meer kosten dan in lagelonenlanden.





Ben Dankbaar neemt met deze gewaagde stelling gepast afscheid als hoogleraar bedrijfskunde aan de Nijmeegse Radboud Universiteit. Dankbaar, net 65 geworden en sinds afgelopen vrijdag met pensioen, geldt als een van de weinige industriegoeroes in dit land. Hij ziet in gesprek met deze krant geen of nauwelijks redenen voor de maakindustrie om de productie voor de Europese markt in lagelonenlanden te doen.

V Hoe komt u hier bij?

‘Slimme productieprocessen zoals “lean production” en “lean manufacturering” zijn gemeengoed geworden in Nederland. Nieuwe technieken zoals 3D-printen van onderdelen maken productie van enkele stuks mogelijk en verkorten ook het proces van productontwikkeling.’

‘Door technologische ontwikkelingen zijn de schaalvoordelen van productie elders minder belangrijk geworden. Intussen zijn de transporttijden erg lang. En de kosten zijn hoog. Zowel die van het transport als van de coördinatie tussen verscheidene locaties, niet te vergeten de kosten van de bescherming van intellectuele eigendommen.’

‘Ook de werknemers maken het verschil. Werknemers in lagelonenlanden kunnen en willen vaak niks anders dan het uitvoeren van één handeling in het productieproces. Onze werknemers zijn flexibel.’

V Onze werknemers zijn flexibel?

‘De Nederlandse werknemer is mondig, hij wil weten waarom de dingen gaan zoals ze gaan. Dat is soms lastig, maar kan uiteindelijk zeer voordelig zijn voor de ondernemer die daar gebruik van weet te maken door de werknemers de ruimte te geven om creatief mee te denken.

Nederlandse werknemers zijn niet vreselijk gedisciplineerd en dat kan soms lastig zijn in de industrie. Daar gelden immers strikte regels om de kwaliteit te bewaken. Dat gaat alleen goed als de mensen ook snappen waar die regels voor zijn.

De vereiste discipline is vaak het grootst in massaproductie en daar zijn we in Nederland niet zo vreselijk goed in. Waar we juist wel erg goed in zijn, is in complexe producten. Ontwikkeling, productie van onderdelen en assemblage van complexe producten vereist dat mensen over de grenzen van vakdisciplines en functies intensief met elkaar communiceren. Dat kunnen wij goed.’

V Gaat de industrie intussen door met productieverplaatsing naar lagelonenlanden?

‘Volgens mij is dat enthousiasme duidelijk afgenomen, vooral wanneer kostenvoordelen van lagelonenlanden worden vergeleken met produceren in eigen land en Europa. Wanneer het gaat om het bewerken van de markt van opkomende markten is het natuurlijk een ander verhaal.

Het enthousiasme om productie naar lagelonenlanden te verplaatsen is ook vaak overdreven, niet in de laatste plaats door consultants. Die wilden de bedrijven bij hun acties in het buitenland maar wat graag ondersteunen.’

‘Mijn stelling is overigens niet dat we alles in Nederland moeten gaan maken, daar hebben we de mensen ook niet voor. Het gaat er om dat lage lonen vrijwel nooit een reden mogen zijn om iets elders te produceren. Ik hoorde enkele keren van ondernemers dat ze in Roemenië zijn gaan produceren en mensen zijn gaan opleiden, omdat ze in Nederland geen mensen konden krijgen.’

V Komen bedrijven al terug?

‘Het gaat minder over de vraag of bedrijven terugkomen dan wel over de vraag of ze ‘activiteiten’ terughalen. Talens bijvoorbeeld heeft de productie van de beste kwaliteit tubetjes verf voor de Chinese markt teruggehaald naar Apeldoorn, omdat er te veel slordigheden optraden bij de productie in China. En ook omdat de Chinese klanten liever spullen hebben die in Europa zijn gemaakt. ’

V U signaleert een soort re-industrialisatie. President Obama wijst op de ‘terugkeer’ van industriële bedrijvigheid. President Hollande bepleit het belang van industrie. Duitsland pompt geld in de automobielindustrie, de machinebouw, de chemie, de biochemie en biotechnologie. Hoe is dit in Nederland?


‘De industrie wint ook bij ons meer terrein. Brabant, Twente en de Achterhoek plaatsen hun brainports tegenover de mainport en de airport van de Randstad. Dat vermindert de traditionele tegenstelling met de handel en financiële dienstenaanbieders in de Randstad. Die hebben vanouds veel invloed op het beleid in politiek Den Haag, terwijl de industrie in de periferie lijdzaam toekijkt.’

‘Het besef is gegroeid dat elke baan in de industrie goed is voor een baan in de dienstensector, tezamen 2 miljoen banen. We begrijpen ook beter dat je onderzoek, ontwerp, engineering en fabricage niet ongestraft uiteen kunt halen. Als je fabricage uitbesteed aan bedrijven over de grens, verliest de productontwikkeling de aansluiting met de productie.’

V Vertaalt dit alles zich in het Haagse topsectorenbeleid?

‘Ik ben voorstander van dat beleid omdat het aanstuurt op samenwerking tussen bedrijven, kennisinstituten en overheden. Maar dat het is opgezet met de leuze ‘Ondernemers aan het stuur’, dat kan toch niet de bedoeling zijn. De samenleving verwacht van de politiek een toekomstvisie op de Nederlandse economie. Dus als we innovatie en bedrijven ondersteunen, moeten daarmee maatschappelijke doelen gediend worden. Bij mij staat duurzaamheid bovenaan het prioriteitenlijstje.’

‘In de vaststelling en de uitwerking van het beleid signaleer ik dat ‘Den Haag’ over sectoren praat zonder bedrijven voor ogen te hebben. Financiële mensen en economen, ook bij Economische Zaken, weten doorgaans bar weinig van hoe het in bedrijven toegaat.

Ze hebben de oogkleppen op van Adam Smith. Die zegt dat marktwerking goed is voor iedereen. Dat vind ik ook, zolang die vrije markt goed geregeld is.’

Bron: Financieel Dagblad 25.06.2013

vrijdag 5 april 2013

We moeten bouwen

Nederland kan niet zonder de bouw. Met die campagne spoort de bouwsector de politiek en consument aan om weer te gaan investeren in de bouw. Ik steun die boodschap van harte. De Nederlandse economie zit al vijf jaar in het slop; de dalende huizenmarkt speelt een belangrijke rol in het voortduren van die malaise. Het vertrouwen in de binnenlandse economie moet worden hersteld en een groeiagenda voor de bouw zal daar zeker bij helpen.

zaterdag 9 februari 2013

Hoe koop je als starter een huis?


Starters moeten de woningmarkt weer in beweging brengen. Maar juist die groep vangt vaak bot bij de bank als ze een hypotheek willen afsluiten. Hoe kun je als nieuweling op de arbeidsmarkt toch een huis kopen?

Kees Dol, onderzoeker volkshuisvesting en woningmarkt aan de TU Delft: "In Nederland hebben we een cultuur dat we altijd alles honderd procent gefinancierd willen hebben"

Kees Dol en Joris Hoekstra onderzochten de voor- en nadelen van de verschillende regelingen om starters op de woningmarkt financieel een zetje te geven.

Banken zien steeds meer risico's

Dol, onderzoeker volkshuisvesting en woningmarkt aan de TU Delft, legt bij BNR uit hoe lastig het voor starters is een hypotheek te krijgen. Vaak is er een bewijs van de werkgever nodig dat financiële stabiliteit garandeert, zegt hij. "In het verleden was het veel makkelijker om op basis van een tijdelijk contract en een intentieverklaring een hypotheek te krijgen. In Nederland hebben we een cultuur dat we altijd alles honderd procent gefinancierd willen hebben."

Dol erkent dat dit een lastig te ondervangen probleem is. Banken zien volgens hem steeds meer risico's. "Er zijn meer tijdelijke contracten op de markt, die vaak niet verlengd worden. Ook zzp'ers hebben heel bewegelijke inkomens."

Wat te doen?

Starters hebben om die redenen steeds meer moeite een woning te kopen. Volgens Dol bestaan er voor deze doelgroep een aantal mogelijkheden om toch een huis gefinancierd te krijgen. "Er bestaat een startersrenteregeling waarin je korting krijgt op je woonlasten. Ook bieden gemeenten startersleningen aan."

Dat zijn initiatieven vanuit het Rijk, maar ook bij corporaties en particulieren liggen mogelijkheden, zegt Dol. "Corporaties doen woningen soms  in de verkoop en bieden die aan onder de marktwaarde. Gangbaar daarbij is zo'n 25 procent korting. Als je zo'n woning kunt krijgen scheelt dat flink."

Bron: BNR Nieuws

donderdag 7 februari 2013

As January goes, so goes the year. Geldt dat voor alle handel?



Een senior indexanalist van S&P bezigt graag een zelfbedachte beurswijsheid: ‘As January goes, so goes the year’. De statistische feiten heeft hij aan zijn zijde. In de laatste 84 jaar hebben de Amerikaanse aandelenmarkten 61 keer de koersrichting van de eerste maand vastgehouden; een score van maar liefst 73%.

Voor 2013 luidt de algemene verwachting dat het een goed aandelenjaar gaat worden. Koppelen we de cijfers van afgelopen maand aan de statistieken hierboven, dan lijkt dat vermoeden knap plausibel. De lichten voor aandelen staan op groen. Ook al waren de handelsvolumes aan de lage kant, de maand januari vertoonde in de VS de hoogste instroom in aandelenfondsen sinds 2001.

Positief sentiment

Ook in Europa is sprake van een ontluikend positief sentiment — en niet alleen op de aandelenmarkten. Door een stijging van de rente is er niet langer sprake van een vlucht naar veilige havens. En de euro wint weer terrein ten opzichte van de dollar. Voortekenen die erop kunnen duiden dat de Europese schuldencrisis zijn taaiste periode achter de rug heeft.
De hamvraag is nu of dat besef gaat overslaan naar de reële economie. Sinds jaar en dag veronderstellen we dat de aandelenmarkten een maand of twaalf vooruitlopen op de conjunctuur. Maar nemen we de macro-economische situatie van Europa in aanmerking, dan is het beeld minder rooskleurig. De afwikkeling van de schuldencrisis drukt zwaar op de economische vooruitzichten. En ook op politiek vlak is het nog onzekerheid troef. Hoe pakken de Italiaanse verkiezingen deze maand uit? Gaat de Spaanse regering nu wel of niet een beroep doen op de Europese noodfondsen?

Schizofreen

Eigenlijk is de situatie in Europa tamelijk schizofreen: het sentiment is dan positief, de economische vooruitzichten zijn een heel stuk minder gunstig. ECB-president Mario Draghi doet weliswaar wat hij moet doen — optimisme uitspreken over de economische ontwikkeling in Europa in de tweede helft van dit jaar — maar heeft verder nog maar weinig middelen in handen om werkelijke groei af te dwingen. Europa zal het vooral moeten hebben van een flinke duw in de rug door China en de Verenigde Staten. Daar zijn de vooruitzichten op economische groei een stuk krachtiger.

Herstel

Een positief sentiment op de aandelenmarkten en krantenkoppen over een aantrekkend vertrouwen in de economie zijn mooi meegenomen. Maar daadwerkelijk herstel in Europa moet komen van buiten Europa.

Bron: Financieel Dagblad

Alex Otto is chief investment officer Delta Lloyd Asset Management.

woensdag 23 januari 2013

Omzet Bosch Automotive stijgt licht in 2012


Onderdelenleverancier Bosch boekte vorig jaar een omzet van 52,3 miljard euro; dat is 1,6 procent meer dan vorig jaar. De automotivetak boekte een omzetstijging van 1,7%. Vooral de forse verliezen in de zonne-energietak drukte het resultaat van de onderneming.
Bosch meldt dat de ‘groei afvlakt door het afkoelen van de wereldwijde economie.’ De winstmarge voor belastingen ligt op 2 procent van de verkoop. “Ondanks een lichte verkoopstijging kunnen we niet tevreden zijn met businessjaar 2012”, zegt ceo Volkmar Denner van Bosch.

Bijna in alle divisies is de druk voelbaar, volgens de onderdelenfabrikant. De divisie Automotive technology ontwikkelde zich wel positief, vooral de direct ingespoten injectiesystemen voor benzinemotoren; dit productportfolio liet een omzetstijging zien van 50 procent. De dieseldivisie noteerde echter een forse daling, mede vanwege de dalende Europese markt en de slechte bestelautomarkt in China. Volgens Automobilwoche kwam de omzet van de autotechniek-divisie uiteindelijk uit op 30,9 miljard euro, een stijging van 1,7% ten opzichte van 2011.

De omzet daalde in Europa (-2%) en Zuid-Amerika (-16%), en steeg in Noord-Amerika (+17%) en Azië (+5%).

Dit jaar verwacht Bosch een bescheiden omzetgroei, mede vanwege de onrustige financiële situatie in Europa.

Bron: Autokompas.

zaterdag 12 januari 2013

Vijf banken zijn in korte tijd uit het bankenpanel gestapt dat de dagelijkse Euribor-rente bepaalt.


Deze basisrente voor vooral de euro is van groot belang voor het functioneren van de financiële markten. Dat verantwoordelijke banken als Rabobank en de Oostenrijkse Raiffeisenbank er toch mee stoppen en ABN Amro op voorhand bedankt voor de eer, kan niet los worden gezien van de gebeurtenissen bij een vergelijkbaar scharnierpunt voor de financiële markten, de Libor-rente.

Manipuleren

Afgelopen jaar werd duidelijk dat een aantal banken uit het panel, waaronder Barclays, deze rente voor eigen voordeel hebben gemanipuleerd. De Amerikaanse toezichthouder en justitie willen de kwestie uitzoeken. Forse boetes zijn al uitgedeeld en het einde is nog niet in zicht. Gisteren werd bekend dat mogelijk ook Deutsche Bank misbruik van Libor heeft gemaakt.
Dat Rabo en andere banken nu uit Euribor stappen, geeft aan dat deze banken hun collega’s in het panel niet langer vertrouwen en er niet gerust op zijn dat hier niets aan de hand is. Zelfs al treft hun geen blaam, de reputatieschade is te groot. En dan is het beter zich ervan te distantiëren.

Hervormingen

De stap is ook en vooral een signaal aan de Europese Bankenfederatie (EBF) om niet af te wachten maar voortvarend met voorstellen te komen het mechanisme te hervormen. De les van Libor is dat de belangen van de banken op de financiële markten te groot zijn geworden, het panel van aangesloten banken wellicht te groot en het proces te weinig transparant is om nog te kunnen vertrouwen op zelfregulering door de aangesloten banken. Zij ontberen de discipline om die verantwoordelijkheid te dragen.

De EBF kan gebruikmaken van voorzetten die de Britse toezichthouder FSA heeft gedaan voor Libor. Die variëren van een andere wijze van berekening, meer op basis van beschikbare transactiedata, een beter intern toezicht bij de aangesloten banken en, onvermijdelijk, de strenge ogen van een toezichthouder. Dat is de prijs die de bankensector moet betalen.

12 januari 2012.


donderdag 3 januari 2013

Woningmarkt kent ook nog lichtpuntjes


Huis kopen
2013 wordt, evenals de voorgaande jaren, geen fijn jaar voor de huizenmarkt. Maar naast de problemen zijn er ook een paar gunstige ontwikkelingen.

 
De huizenprijzen gaan dit jaar dalen, daar zijn banken, makelaars en de vereniging van huiseigenaren VEH het wel over eens. Naar schatting zakken de huizenprijzen met ongeveer 7% over heel 2013, en dat is zelfs zonder de inflatie meegerekend. Huiseigenaren krijgen dus opnieuw een verlies te verwerken, en dat gaat volgens schatting door tot 2014; de prijzen zijn dan ongeveer op het niveau van 2001.

Temperen

Maar er is ook goed nieuws. Er is duidelijkheid over de maat­regelen voor de woningmarkt en er komt misschien al vrij snel een gebrek aan huizen. Hieronder drie ontwikkelingen die de dalende huizenprijzen enigszins weten te temperen.

1 Krapte op de markt

Wanneer is nog niet zeker, maar er dreigt een krapte aan woningen te ontstaan. Voor de crisis werden er rond de tachtigduizend nieuwe woningen per jaar opgeleverd, nu iets meer dan de helft daarvan. En dat terwijl de behoefte van Nederlanders de laatste jaren niet veel anders is geworden: de bevolking groeit nog even door.
Ook het aantal bouwvergunningen loopt terug, en dat is extra lastig omdat ook lang niet alle bouwvergunningen worden benut. Dat betekent dat er in de toekomst nog minder huizen bij zullen komen, en dat kan al een probleem veroorzaken als de markt ineens weer iets gaat aantrekken.
Wachtlijsten
‘Er komt krapte aan’, zegt Nico Rietdijk, directeur van de Nederlandse Vereniging van Bouwondernemers (NVB). ‘Maar het is niet zeker of daardoor de prijzen stijgen. Er zijn twee scenario’s: banken gaan weer meer geld lenen aan huizenkopers, en in dat geval gaan de prijzen zeker omhoog. Of banken blijven terughoudend en dan komen er juist lange wachtlijsten voor huurwoningen.’
Over de komende bouwproductie is de NVB behoorlijk somber. In 2013 verwacht de vereniging nog maar veertigduizend nieuwe woningen, en in 2014 zelfs slechts iets meer dan dertigduizend.

2 Bodem in prijsdaling

Hoelang blijven de huizenprijzen nog zakken? Kredietbeoordelaar Fitch weet het: ten opzichte van de top van de markt (2009) dalen de prijzen met 25%. Dat betekent dat nu nog meer dan 10% van de gemiddelde woningwaarde zal verdampen. Ook makelaarsvereniging NVM voorziet een dergelijke ontwikkeling.
Maar opmerkelijk genoeg neemt ING Bank een uitzonderingspositie in in het doemdenken. Huizenprijzen kunnen zich al eind dit jaar uit het dal werken, zo schetste ING Economisch Bureau vorige maand.

Prijsbodem

De economen stellen dat de huizenprijzen onder druk staan, maar ook dat er al veel van de prijzen af is gegaan. Mogelijk trekt de economie halverwege 2013 licht aan, en dat zou direct gevolgen hebben voor de dalende huizenprijzen.
‘Voor kopers in afwachting van een prijsbodem kan dit een signaal zijn om in te stappen’, schrijven de economen. Wel verwachten zij dat het economisch herstel beperkt zal zijn en dat daardoor niet veel extra kopers naar de huizenmarkt zullen komen. Maar het kan het einde van de daling markeren.

3 Duidelijkheid

Toch nog even een terugblik: zelden was de woningmarkt zo in beroering als vorig jaar. Begin 2012 was er nog gewoon de hypotheekrenteaftrek voor iedereen, en aan het einde van het jaar blijkt zelfs de spaarhypotheek afgeschaft. Daartussen zat een periode van een vallend kabinet, een lenteakkoord en een nieuw kabinet. En dat ging allemaal gepaard met nieuwe ideeën voor de ­woningmarkt.
Al die onduidelijkheid is slecht voor de woningmarkt, zeggen marktpartijen. Zelfs bouwondernemers riepen uiteindelijk hardop om een beperking van de hypotheekrenteaftrek, want niemand geloofde meer dat de renteaftrek onaangeroerd zou blijven.

Geen volledige rust

Nu is er duidelijkheid: de rente­aftrek is beperkt voor nieuwe kopers, de overdrachtsbelasting blijft laag op 2% en de kredietregels voor banken zijn bekend. Toch is er nog geen volledige rust. Economen en de brancheorganisaties pleiten bijvoorbeeld openlijk voor een beperking van de renteaftrek voor iedereen, in plaats van uitsluitend voor starters. De politiek bleek daar tot nu toe niet vatbaar voor, maar één ding is afgelopen jaar duidelijk geworden: dat soort zaken kan alsnog veranderen.

Bron: Financieel Dagblad 03.01.2013

donderdag 13 december 2012

Slaapverwekkende voorspelbaarheid huizenmarkt, goed nieuws?

Mathijs Bouman
Nog twee weken en dan komen ze weer: de voorspellingen van beursanalisten voor het komende jaar. Waar staat de AEX aan het eind van 2013? Wat worden de winnende aandelen, en wat de verliezers?

‘Geen idee’, zouden de analisten het liefst antwoorden, maar daarmee halen ze de krant niet. Dan maar weer een wilde gok, in de zekerheid dat ze ook in 2013 de pijltjes gooiende gorilla niet zullen verslaan.
Slaapverwekkende voorspelbaarheid

Hadden ze maar huizenmarkteconoom moeten worden. Want terwijl de aandelenkoersen willekeurig op en neer schieten, beweegt de huizenprijs met slaapverwekkende voorspelbaarheid. Sinds zomer 2008 daalt de huizenprijs gestaag; het ene jaar wat sneller dan het andere, maar altijd is de richting hetzelfde: omlaag.
Onze huizenmarkt werkt blijkbaar zo slecht, dat de verwachte daling niet direct wordt ingeprijsd. Het pad omlaag wordt stapje voor stapje afgelopen. Voorspellen is onder zulke omstandigheden een fluitje van een cent.

Dalende huizenprijs

Volgens de economen van Rabobank wordt het gemiddelde huis volgend jaar 7% goedkoper. ING gaat tevens uit van 7% in 2013 en verwacht in 2014 een daling van 5%. Ook de Nederlandsche Bank verwacht nog twee jaar met dalende huizenprijs. En een topman van SNS Reaal zei onlangs dat er de komende tijd nog 20% van de huizenprijs af moet.
Dat is pech voor wie z’n huis wil verkopen, maar een feest voor de huizenkoper met geduld. Wacht twee jaar met het kopen van dat huis van €300.000 en je krijgt tot €60.000 korting. Dat is tweemaal een modaal jaarinkomen. Geduld was nog nooit zo lonend. En haastige spoed nog nooit zo duur.

Verkeerde voorspelling?

Tenzij de voorspelling van de banken niet uitkomt. Als de huizenprijzen in de tussentijd gaan stijgen, slaat het voordeel om in een nadeel. Wat is de kans dat alle Nederlandse banken tegelijk de huizenprijs verkeerd voorspellen? Behoorlijk groot. Voordat de daling inzette, dachten alle banken dat de prijzen zouden blijven stijgen.
Anders hadden ze nooit aan zo veel Nederlanders een tophypotheek verstrekt. Toen het IMF in 2008 beweerde dat Nederlandse woningen fors overgewaardeerd waren, wisten de Nederlandse experts niet hoe snel ze dat bericht moesten bagatelliseren. Dat diezelfde experts nu unaniem langdurige prijsdalingen voorspellen, zegt dus niet zo veel.
In elk geval maakt de eensgezindheid van de banken een columnist argwanend. Hoe ver is de Nederlandse huizenmarkt van een nieuw evenwicht?
Gecorrigeerd voor inflatie heeft de huizenprijs al een flinke correctie achter de rug. In oktober was de gemiddelde reële woningwaarde terug op het niveau van juni 2000.

Prijsniveau 1999

Als de door de banken voorspelde daling werkelijk uitkomt, zitten we eind 2014 op het prijsniveau van begin 1999, toen het grootste feestje op de Nederlandse huizenmarkt nog moest beginnen. Ligt het nieuwe evenwicht tussen vraag en aanbod werkelijk bij zo’n lage prijs?
Ik betwijfel het. Door de prijsdalingen, gecombineerd met de relatief lage rente, ligt de betaalbaarheid van woningen nu al weer ongeveer op normaal niveau. Bovendien is er de afgelopen jaren veel minder gebouwd dan op grond van de verwachte groei van het aantal huishoudens nodig is.

Koopmomentje

Er is in Nederland een structureel woningtekort aan het ontstaan, dat wordt gemaskeerd door de financiële problemen. Zodra de crisis voorbij is, zal die schaarste zich doen voelen.
Ik wil hier niet de analist spelen die belooft dat de markt snel gaat opleven. Maar als de pessimistische bankeconomen gelijk krijgen, dan is dat niet omdat het nieuwe evenwicht op de huizenmarkt nog zover weg is, maar omdat de neerwaartse correctie fors doorschiet, tot onder het nieuwe evenwicht.
‘Een koopmomentje’, zou de beursanalist dat noemen.

Mathijs Bouman is macro-­econoom.